Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gewisselijk, [45]Hij legt den mens niet [46]te veel op, [47]dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden. 45. Te weten, God. 46. Dat is, te veel straf, gaande boven de verdiensten zijner zonden. 47. Dat is, dat de mens oorzaak zou mogen hebben om tegen God van ongelijk te klagen en Hem in het gericht te willen betrekken, gelijk Job gedaan had. Zie boven, hfdst.13 vs.3, en hfdst.16 vs.21, en hfdst.23 vs.3,4.